Memoires van kunsthistorica en auteur Marian Conrads

Memoires van kunsthistorica en auteur Marian Conrads


Marian Conrads is een Nederlandse kunsthistorica, schrijfster en verzamelaarster van mode. Door de jaren heeft ze een bijzondere collectie opgebouwd van tassen, accessoires, hoeden, badpakken en kostuums. Hoewel deze collectie mode items bevat van bekende ontwerpers en veel jonge Nederlandse ontwerpers, gaat het haar vooral om de verhalen achter de mode items. Sterker nog, ze heeft er diverse boeken over geschreven. Als kunsthistorica is Marian Conrads gepromoveerd op het kostuumboek van de Vlaamse Lucas d'Heere. Een dichter-schilder uit de 16e eeuw. Tot op de dag van vandaag wordt er nog steeds een beroep gedaan op haar encyclopedische kennis van de geschiedenis van het modieuze kostuum. Dag van de Vrouwen wilde meer weten over de levensloop van deze veelzijdige vrouw en haar interesse voor mode.

Mijn belangstelling voor kleding was er al heel vroeg. Als kind van zes tekende ik al prinsesjes en meisjes in mooie jurken, en ik had het geluk dat wij thuis in mijn middelbare schooltijd één keer in de week een huisnaaister hadden. Zij maakte de kleding die ik zelf ontwierp en deed dat ook nog in mijn studententijd.

Doordat ik toen kunstgeschiedenis ben gaan studeren, kwam het idee bij mij op om af te studeren met de specialisatie kostuumgeschiedenis. Vandaar dat ik na mijn kandidaatsexamen stage heb gelopen in het Kostuummuseum in Den Haag, dat toen gevestigd was op de Lange Vijverberg. Daarna kreeg ik een beurs van The British Council voor de bestudering van het 'theaterkostuum' ten tijde van Shakespeare.

Hiervoor heb ik in het jaar 1964 tot 1965 zowel in Birmingham als in Londen gewoond, en ontdekte in het British Museum een beschrijving van de Britse Eilanden van Lucas d'Heere uit de zestiende eeuw.

Ik vond het nogal opvallend dat deze Vlaming in de beschrijving aquarellen had gemaakt van historische kostuums. Bovendien ontdekte ik bij nader onderzoek, dat er in de bibliotheek in Gent een volledig historisch kostuumboek moest liggen van deze kunstenaar. Nog altijd was ik van plan om na mijn doctoraal hier achteraan te gaan, maar… ik trouwde tien dagen na mijn afstuderen in 1966.

Ik kreeg twee banen in Utrecht, één als docent bij de Academie voor Expressie, én bij het Catharijneconvent dat voorheen het Aartsbisschoppelijk Museum heette. Bovendien kreeg ik een druk sociaal leven.

Het waren toen de Sixties en ik had dat in Engeland, in Londen zeker al geproefd. Ik kwam terug met korte rokken, de eerste mini's van Mary Quant, muziek van The Beatles in mijn oren en sterk opgemaakte ogen en aangeplakte wimpers. Ik weet nog goed hoe op de studentencampus in Birmingham mijn vriendje, nu mijn man, zich verbaasde over de jongens met lange haren en spijkerbroeken, gekleed zoals veel meisjes.

En ik herinner mij nog een Daily Mirror feest, waar bijna iedereen 'Purple Hearts' had ingenomen. Maar goed, wij kregen drie kinderen vlak na elkaar, heb toen een tijd niet gewerkt, wel modetekenlessen gevolgd bij Corstiaan de Vries in Amsterdam, en onderzoek gedaan voor Elseviers Kostuumgids. Oorspronkelijk heb ik hier samen aan gewerkt met oud-leerlinge en vriendin Neeltje van de Kooij. En later met vriendin Gerda Zwartjes, een ervaren journaliste. De gids is in 1981 tot een publicatie gekomen.

Deze gids met illustraties van Diana Kaltofen werd  uiteindelijk in zeven drukken uitgebracht. Eerst werd het uitgegeven als Elseviers Kostuumgids en later na een overname als Tirions Kostuumgids.

In die tussentijd waren wij naar een grotere woning in Houten verhuisd, waar mijn man zijn promotiefeest heeft gegeven en ik langzamerhand een steeds grotere kostuumverzameling kreeg van 1900 tot heden. Ik heb hiermee lezingen en shows gegeven voor studenten, gezelschappen en zelfs in toenmalige lagere scholen.

In die tijd schreef ik artikelen op het gebied van mode en kleding uit het verleden, waaronder ook over Coco Chanel. Zij is echt voor mij dé ontwerpster van de twintigste eeuw. En ook niet te vergeten Paul Poiret. Hij heeft het met zijn creaties voor vrouwen mogelijk gemaakt om het korset niet meer te hoeven dragen. Rond 1910 heeft hij zelfs de broek als modekledingstuk ontworpen.

In die jaren dat ik over mode schreef, was ik eveneens betrokken als medeoprichter van de Nederlandse Kostuumvereniging. Deze is nu uitgegroeid tot een grote vereniging met zeer veel leden.

Bovendien was ik kostuumgeschiedenis gaan doceren op de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, waar ik begin jaren tachtig adjunct-directrice en hoofd van de afdeling Textiel en Mode werd. Nog altijd kan ik zeggen dat die tijd mijn interessantste en leukste tijd is geweest wat werk betreft, ook al heb ik een hele goede en fijne studie- en studententijd gehad.

Ik raakte destijds heel erg bevriend met kunstenares Marijke Kentgens, docente aan de academie, helaas nu overleden. Toen de uitgever van Tirion mij vroeg voor een studie over accessoires, heb ik haar gevraagd voor de illustraties. Ze was een fantastische tekenares.

Het werd ook een succes met tentoonstellingen op diverse plaatsen, waaronder het Kunstmuseum in Den Haag bij de uitreiking van het boek 'Handboek Kostuumaccessoires' in 1990, en ook in het Museum van de Vrouw in Echt.

Uiteindelijk heb ik afscheid genomen van de Academie van de Beeldende Kunsten, omdat ik meer zelfstandig wilde zijn en weer onderzoek wilde doen. En hoewel de kinderen al ouder waren, wilde ik meer thuis zijn om gezelschappen te ontvangen. Zij werden in mijn studio in Houten gekleed in mooie creaties van 1900 tot heden, kregen eerst een lezing en showden dan met mijn toelichting deze kostuums. Natuurlijk werden er ook foto's gemaakt. Dit was echt heel leuk om te doen.

En naast lezingen en shows buitenshuis, werd dit zo'n succes dat ik ook tv-optredens kreeg, onder andere voor het Klokhuis, een cultuurprogramma Close up met Tineke de Groot, en zat ik zelfs in De Stoel bij Rik Felderhof. Gevolg was wel dat er weinig tijd overbleef voor het onderzoek dat ik nog altijd in mijn hoofd had.

Het was best wel druk toen, want ik ging ook werken aan een cursus kostuumgeschiedenis voor de LOI en een tentoonstelling over denim, oftewel spijkerstof, in het Textielmuseum in Tilburg. Ik heb een spijkerbroek maar één keer in mijn leven gedragen, namelijk toen ik met vriendinnen na mijn eindexamen een fietstocht maakte door de Provence in 1958. Maar dat terzijde.

In 1999 deed ik de kledingcollectie waarmee ik vele mensen aankleedde, over aan Couturage in Haarlem dat het jaren nadien verkocht heeft aan een Belgische ondernemer. Mijn eigen kleding, die van familie en enkele stukken waar ik gehecht aan was, waaronder van leerlingen, heb ik behouden. Er zijn ook delen van de collectie naar diverse musea gegaan.

Toch is er nog steeds mijn trouwpak uit 1966, mijn Fong Leng uit 1976, de eerste mooie japon van mijn moeder na de oorlog, en enkele uit mijn lievelingstijd; de 'Roaring Twenties'.

Wanneer ik hier zo op terug kijk, dan hebben hoeden altijd mijn voorkeur gehad, en ik heb er veel. Vandaar ook mijn lezingen met hoeden, die vooral in de jaren tot en met mijn promotie erg gevraagd waren. Hoeden kwamen toen volop in de belangstelling; sinds de jaren negentig waren er steeds meer hoedenontwerpers en werden vele bruiloften en ook Prinsjesdag hele mooie hoedenevenementen.

Aangezien ik vind dat accessoires een kledingstuk afmaken, hebben mensen zich altijd verbaasd over mijn bijzondere schoenen van ontwerpers. En over meer accessoires, zoals; sieraden, handschoenen en 'gamaches', oftewel slobkousen.

Pas in 2000 kreeg ik eindelijk de tijd om in Gent de bibliotheek op te zoeken, waar het manuscript van Lucas d'Heere nog steeds lag. Met steun van professor Waterbolk heb ik het werk kunnen bestuderen van deze Vlaamse kunstenaar uit de 16e eeuw. En René De Herdt heeft destijds voor een facsimile gezorgd. Hij was directeur van het toenmalige museum MIAT in Gent, tegenwoordig bekend als het Industriemuseum.

In Utrecht heb ik bij professor Jeroen Stumpel, en aanvankelijk ook met steun van de Amsterdamse professor Ilja Veldman, in 2006 kunnen promoveren op het eerste historische kostuumboek van de Vlaamse kunstenaar.

Tja… natuurlijk was ik weer van alles van plan, maar we zijn in die tijd verhuisd naar een kleiner huis in Bilthoven, dus… behalve dat er veel weg moest waren we ook druk met een verbouwing.

Toen we eenmaal gesetteld waren, kreeg mijn man die  afscheid had genomen als klimatoloog bij Universiteit Utrecht, helemaal genoeg van ons Hollandse klimaat en zijn we naar Suriname gegaan.

Daar hebben we allebei zo'n zes jaar les gegeven. Na zijn afscheid bij de universiteit hadden we al veel landen in Zuid-Amerika bezocht, maar door de plannen van onze dochter waren we op het idee gekomen om ook dit land op te zoeken.

Vooral ik wilde uiteindelijk heel graag terug, ondanks de vele aardige leerlingen en docenten die ik heb ontmoet. Suriname blijft toch een 'macholand' en voor mij was het klimaat met al die beestjes niet ideaal en… ik ben toch echt een 'Europamens', haha!

Nu zijn we terug in onze bungalow in Bilthoven, waar onze zoon met zijn gezin in die tussentijd heeft gewoond. Langzaamaan begon het hier in Nederland weer te wennen en kreeg ik zelfs opnieuw lezingen, zoals over 'Veren' in het Museum van Volkenkunde in Leiden. Ook kwamen er mensen vragen om advies en om hoeden of tassen voor tentoonstellingen te lenen.

Nog steeds heb ik bijzondere collecties, zoals mijn Oranjeverzameling, snorrenkoppen, reclamewaaiers, van alles over Egypte, oude tijdschriften, vele boeken en hele merkwaardige accessoires.

Natuurlijk ook nog die bijzondere kleding. Verzamelen zit dus in mijn bloed. Als iets mij opvalt wil ik er meer van weten en als het mogelijk is aanschaffen. Eigenlijk verzamel ik verhalen, geschiedenissen. Het hoeft niet altijd mooi te zijn maar wel bijzonder. Die verhalen probeer ik langzamerhand op te tekenen en zo is in de coronatijd het boekje 'Huisvrouw en Liefde' ontstaan.

Het is een romantisch tijdsbeeld van Nederlandse jonge meisjes van de jaren dertig tot en met de jaren zestig in de twintigste eeuw. Dit was naar aanleiding van een boekenserie van de schrijfster Sanne van Havelte. Het is vooral voor mij persoonlijk van belang geweest om dit te maken. Het laat namelijk zien hoeveel er is veranderd sinds die tijd voor vrouwen, en hoe we dat terugvinden in haar meisjesromans.