Opleiding en inkomen ouders bepalen schoolsucces kind

Opleiding en inkomen ouders bepalen schoolsucces kind


Kinderen van ouders met een lager inkomen of opleidingsniveau beginnen al voor de basisschool met een achterstand, en zij halen die gedurende hun schoolloopbaan niet in. Dat blijkt uit het onderzoek 'Ongelijkheid van het jonge kind', gepubliceerd door het Centraal Planbureau. Uit het onderzoek blijkt ook dat de sociaaleconomische achtergrond van ouders meer zegt over het schoolsucces van een kind dan van een eventuele migratieachtergrond.

Laag inkomen of opleiding ouders bepalend voor prestatie jonge kinderen op school

Het CPB combineerde cohortonderzoeken naar de schoolloopbaan van kinderen in de leeftijd 2 tot en met 15 jaar, met achtergrondinformatie van het CBS over demografische en sociaaleconomische kenmerken. Daaruit komt naar voren dat kinderen van ouders met een laag inkomen of een lage opleiding, al op driejarige leeftijd veel minder goed zijn in reken- en taalvaardigheden dan kinderen van ouders met een hoog inkomen of opleidingsniveau. Vanaf groep 3 nemen de verschillen niet of nauwelijks verder toe, maar ze worden ook niet kleiner. Qua werkhouding en gedrag is er weinig verschil tussen kinderen van ouders met verschillende inkomensniveaus. Kinderen met laagopgeleide ouders daarentegen scoren wel lager op werkhouding en gedrag in de klas. 

Kinderen met migratieachtergrond werken achterstand weg door middel van inhaalslag

Kinderen met een migratieachtergrond beginnen gemiddeld met een achterstand in taal en rekenen, maar zij maken gedurende hun schooltijd wel een inhaalslag. Uiteindelijk wijken ze weinig af van hun klasgenoten met een vergelijkbare sociaaleconomische achtergrond zonder migratieachtergrond. Op het gebied van werkhouding en gedrag zijn er al van jongs af aan weinig verschillen tussen kinderen met en zonder migratieachtergrond.

Verschil in schoolprestaties naar geslacht groter dan achtergrondkenmerken

Naast de verschillen in achtergrondkenmerken, zijn de verschillen tussen jongens en meisjes vaak nog groter. Meisjes hebben al vanaf tweejarige leeftijd een voorsprong in taalvaardigheid. Jongens ontwikkelen na zes jaar een voorsprong in rekenen, al neemt deze voorsprong op latere leeftijd weer iets af. Jongens scoren daarnaast vanaf jonge leeftijd beduidend lager op werkhouding en gedrag. Een lagere score hierop betekent bijvoorbeeld dat ze minder nauwkeurig werken of sneller opgeven als iets niet lukt.

Aanpak ongelijkheid vaardigheden jonge kinderen moet extra worden onderzocht

Een achterstand in vaardigheden op jonge leeftijd kan nadelig uitpakken voor de latere kansen op de arbeidsmarkt. Daarom is het belangrijk om al in een vroeg stadium ongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan. Uit buitenlandse onderzoeken blijkt dat voor- en vroegschoolse educatie en speciale programma’s gericht op kinderen met achterstand, kunnen helpen om de ongelijkheid op jonge leeftijd terug te dringen. In hoeverre dergelijke programma’s in Nederland het verschil maken, is onvoldoende bekend. Daar is aanvullend onderzoek voor nodig.

Nora van der Linden over onderwijsvernieuwing

Nora van der Linden over onderwijsvernieuwing


Hello Radio interview met Nora van der Linden, directeur en senior adviseur sociale innovatie bij Kennisland. Het gesprek gaat over innovatie in het onderwijs, het belang van investeren en de erkenning voor het werk in onderwijs. Daarnaast vertelt ze ook over participatie projecten in de wijk van steden als Amsterdam en Rotterdam, en ook internationaal zoals in Hong Kong door herbruikbare best practices.

Nora heeft leerprogramma’s opgezet ter ondersteuning van sociale vernieuwers in binnen- en buitenland, zoals de European Social Innovation Competition, de Hivos Learning Community en Radicale Vernieuwers. Daarnaast zit ook ze bij de UvA in de Raad van Advies van de Graduate School Social Sciences.

Kwart van rechthebbende studenten maakt geen gebruik van aanvullende beurs

Een kwart van de eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs die recht hebben op een aanvullende beurs, maakt daar geen gebruik van. Deze circa 8.650 studenten lopen naar schatting gemiddeld 175 euro aan maandelijkse beurs mis. Opvallend genoeg maakt een aanzienlijk deel van deze studenten wel gebruik van leenfaciliteiten van DUO. Dat blijkt het onderzoek 'niet-gebruik aanvullende beurs' van het Centraal Planbureau aan te geven. Relevante aanpassingen in de aanvraagprocedure of voorlichting kunnen mogelijk voorkomen dat studenten inkomensondersteuning mislopen en zich onnodig in de schulden steken.

Het niet-gebruik is hoger onder studenten die recht hebben op een lagere, niet maximale, aanvullende beurs. Het 'niet-gebruik' neemt iets af in het tweede studiejaar, maar ook dan maakt ongeveer een vijfde deel van de rechthebbende studenten geen gebruik van de beurs. Opvallend is dat 41% van de 'niet-gebruikers' van de aanvullende beurs, wel gebruikmaakt van de leenfaciliteiten van DUO. Dat terwijl de voorwaarden voor de lening veel minder gunstig zijn dan die van de aanvullende beurs en men dus onnodig geld leent.

Studenten blijken niet altijd goed op de hoogte te zijn van hun recht

Het is aannemelijk dat een deel van het 'niet-gebruik' komt doordat studenten niet goed op de hoogte zijn van hun recht, de aanvraagprocedure en/of de voorwaarden van de beurs. Het automatisch uitkeren van de beurs, of een geautomatiseerde controle op het recht en de hoogte van de beurs en vervolgens de studenten hier actief over te informeren, zou het 'niet-gebruik' sterk kunnen terugdringen. Er zit echter wel een aantal kanttekeningen bij deze opties, waaronder privacyaspecten. Minder vergaande opties zijn onder andere aanpassingen aan het aanvraagscherm en meer of andere voorlichting aan de student.

De aanvullende beurs geeft 'lucht' aan studenten van ouders met lager inkomen

De aanvullende beurs is bedoeld voor het financieel ondersteunen van studenten met ouders met een lager inkomen. Hiermee wil de overheid de toegankelijkheid van het onderwijs waarborgen. De hoogte is afhankelijk van het inkomen van de ouders en nog een aantal andere factoren. Het maximale bedrag kan oplopen tot ongeveer € 400,- per maand. Wanneer je als student binnen 10 jaar een diploma haalt, dan wordt de beurs omgezet in een gift. Dit in tegenstelling tot een lening, die altijd moet worden terugbetaald. In totaal maken zo’n 29.200 eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs gebruik van een aanvullende beurs.

Mariëlle Kanters - Docent vmbo & examinator

Mariëlle Kanters - Docent vmbo & examinator


Stel, je vindt het als jonge vrouw leuk om te sleutelen aan auto's en motoren. Je doet vervolgens een opleiding tot automonteur, maar dat blijkt het toch niet te zijn. Je wilt iets met mensen doen en ziet om je heen dat er allemaal kinderen worden geboren. Na een opleiding Leidster Kindercentra kwam het gevoel om les te geven aan kinderen. Resultaat; Mariëlle werd docent maatschappijleer en Staatsexaminator bij College voor Toetsen en Examens.

Je bent docent maatschappijleer op een vmbo-school, wat is de reden dat je dit doet?

Na mijn vmbo wist ik al vrij snel dat ik iets wilde doen waarbij ik mensen kon helpen. Ik ben begonnen aan de opleiding tot automonteur. Sleutelen aan auto’s en motoren vond ik toen heel leuk om te doen. Na anderhalf jaar kwam ik erachter dat dit toch niet helemaal bij mij paste. Ik kwam erachter dat ik iets met mensen wilde gaan doen. In mijn omgeving werden kinderen geboren en ik merkte dat ik het heel leuk vond om daarmee om te gaan. Daarom ben ik de opleiding Leidster Kindercentra gaan volgen. Daar ontdekte ik dat ik kinderen echt iets wilde leren en ben doorgegaan met een opleiding tot onderwijsassistent.

Al snel stond ik alleen voor de klas en besloot ik om door te gaan met de Pabo. Ik heb drie jaar in het basisonderwijs gewerkt en werd nieuwsgierig naar het werk op de middelbare school. Vanuit het primair onderwijs kwam ik in het voorgezet onderwijs terecht en besloot mijn bevoegdheid te gaan halen. Waarom dan maatschappijleer zou je denken? Nou, wij hadden het thuis nooit over politiek en ik moest al heel jong voor mezelf zorgen. Een best wel lange weg tot waar ik nu ben, maar met behulp van mijn omgeving is me dat gelukt.

Bij het vak maatschappijleer praat ik met jongeren over de actualiteiten, wat is hun mening? Wat zijn de argumenten die daarbij horen? Hoe komt het dat je deze mening hebt? Kortom, ik leer de leerlingen kennen door middel van verschillende onderwerpen van maatschappijleer. We praten over onderwerpen zoals: werk, politiek, criminaliteit, relaties, pluriforme samenleving, enzovoort. Door leerlingen op een betekenisvolle manier les te geven draag ik bij aan hun ontwikkeling als mens. Mijn leerlingen geven me het gevoel dat ik en mijn vak, handvatten bieden die zij in hun dagelijks leven direct kunnen gebruiken.

Waarom is maatschappelijke vorming zo belangrijk, en vooral in deze roerige tijden?

Maatschappelijke vorming is belangrijk om de leerlingen inzicht te geven wie ze zijn, waarom ze bepaalde keuzes maken en ze te leren om actief mee te doen aan de samenleving, én er een positieve bijdrage aan te leveren. Door leerlingen uit te leggen hoe het bestuur van ons land werkt en waarom het belangrijk is dat zij gaan stemmen, probeer ik ervoor te zorgen dat leerlingen kritische burgers worden die weloverwogen keuzes maken voor zichzelf en voor hun omgeving.

Daarnaast besteden andere vakken in het onderwijs nauwelijks aandacht aan de dingen die leerlingen in hun dagelijks leven tegenkomen. Wat mag ik wel en niet in Nederland? Waar moet ik zijn als ik hulp nodig heb? Wat zijn mijn rechten en plichten? Dat zijn belangrijke onderdelen die mijn vak waarde geven voor de leerlingen. Ze leren zichzelf en elkaar beter begrijpen en dat geeft meerwaarde. Zeker nu in deze bijzondere tijd vol uitdagingen. 

Je bent ook Staatsexaminator voor Toetsen en Examens, hoe kwam dat op je pad?

Ik zag een oproep voorbij komen waarin gezocht werd naar examinatoren voor de staatsexamens. Toen ben ik me hierin gaan verdiepen en heb ik op deze oproep gereageerd. Vorig jaar heb ik voor het eerst staatsexamens afgenomen bij VSO leerlingen. Bij de eerste examens was ik nog erg gespannen, omdat ik het heel goed wil doen. Ik merkte dat me dat steeds beter af ging. Het staatsexamen maatschappijleer bestaat uit een mondeling examen, waarbij je aan de leerling vragen stelt en door middel van het stellen van vragen kijkt, hoe de kennis van de leerling is.

We hadden een keer een meisje wat zo zenuwachtig was voor haar examen, dat ze niet naar binnen durfde te komen. Ze was zo gespannen dat haar docent haar bracht. Mijn mede-examinator en ik stelden ons voor en kletsten wat met haar. Wat in het begin nog kletsen was, ging heel mooi over in het afnemen van het staatsexamen doordat we vroegen of ze al een baan had, hoe ze aan die baan gekomen was, wat er in haar arbeidscontract stond, enzovoort.

Dat meisje voelde zich heel snel op haar gemak en vertelde honderduit. Na 25 minuten zat haar examen erop en bedankten we haar. Ze stond versteld dat dit haar examen was, omdat het eigenlijk gewoon een heel fijn gesprek bleek te zijn. Ze had dus zonder het zelf echt door te hebben, ons een prima inkijk gegeven in haar kennis over het vak. 

Je bent in je vrije tijd ook beheerder van een minibieb, wat is dat precies?

Een minibieb is een kastje waar boeken in staan die mensen mogen lenen, ruilen en geven. Iedereen die voorbij loopt kan kijken of er een boek voor hem of haar in staat. De minibieb is voor iedereen toegankelijk. Dag en nacht. Ik merk dat mensen juist nu er corona heerst, gaan opruimen en er heel veel boeken komen en gaan. Met name de kinderboeken lopen heel hard in de minibieb. Er staan sinds kort ook kinderfilms in omdat de kinderen in de buurt hadden aangegeven dat ze dat ook fijn vonden.

Met dit initiatief hoop ik iets te betekenen voor de buurt. Zeker in deze bijzondere periode waarin veel dingen niet meer kunnen, mogen lezen en film kijken natuurlijk nog wel. Daarmee zorgt de minibieb voor iets te doen als je thuis zit, een wandelingetje er naartoe en voor verbinding tussen mensen. Dat laatste is vooral heel leuk, want ondertussen ben ik voor de kinderen in de buurt "de mevrouw van de minibieb."

Heb je bepaalde ambities,...wat wil je zelf nog bereiken?

Ik wil mezelf blijven ontwikkelen als docent en als mens. Het kan altijd beter denk ik. Voor mijn leerlingen wil ik zorgen voor het beste onderwijs, want dat verdienen ze. Daarbij vind ik het ook heel leuk om me bezig te houden met onderwijsontwikkelingen. Ik krijg elke dag heel veel energie van mijn leerlingen. Dat moedigt me aan om samen met hen, steeds weer nieuwe dingen uit te proberen.

Wat ik heel vervelend vind is dat mensen niet altijd positief denken over het vmbo, terwijl ik dat toch echt een hele leuke doelgroep vind. Wanneer je als kind een basis- of kader advies krijgt, dan zorgt dat vaak voor een teleurstelling, terwijl dat echt niet nodig is en vaak ook onterecht. Mijn leerlingen zijn heel sociaal betrokken, werken graag met hun handen en willen vooruit. Dat zijn de mensen die we heel hard nodig hebben in onze maatschappij! Daarbij is mijn filosofie dat als je het echt wilt, je alles kunt worden wat je wilt. Het VMBO is zo gek nog niet, ik kan het weten, ik kom er vandaan!...

Tip: checklist word leraar

Het lerarentekort in primair- en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs is een groot en groeiend probleem. Overweeg je om leraar te worden?

Kijk dan wat er nodig is om leraar te worden door middel van een persoonlijke checklist van de overheid.

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/vraag-en-antwoord/checklist-word-leraar